In recente discussies over de Nederlandse politiek is één begrip alomtegenwoordig: vertrouwen. Bij elk politiek probleem dat de afgelopen jaren is opgedoken – de toeslagenaffaire, de vastzittende woningmarkt of de gaswinning in Groningen – wordt vooral benadrukt dat dit schadelijk is voor het vertrouwen van de Nederlandse burger in de overheid. Maar hoe laat je vertrouwen weer toenemen wanneer het zich op een dieptepunt bevindt?
Als we het hebben over (politiek) vertrouwen is daarbij altijd een grote rol weggelegd voor de poortwachter genaamd; ‘gevoel’. Menselijke beslissingen, visies, standpunten en meningen komen voor het grootste gedeelte namelijk voort vanuit gevoel; waarbij rationalisering en feitelijke onderbouwing daarna pas volgt.
In de kern wil ieder mens zich betrokken voelen, serieus genomen worden en zich in dat proces oprecht gehoord en gezien voelen. Het gevoel hebben dat hun mening, standpunt of visie ertoe doet en ze daarmee invloed op de uitkomst hebben. Hoe meer dat gevoel groeit, hoe meer het vertrouwen meegroeit.
Het is dan ook niet zonder reden dat ‘participatie’ hoog op de agenda staat binnen de overheid, gemeenten en veel organisaties binnen het bedrijfsleven.
“Participatie betekent actieve deelname. Het is afgeleid van de Latijnse woorden pars en cipere. Wanneer over participatie wordt gesproken, is er altijd sprake van een subject en een object.”
Onder de vlag van participatie heb je als inwoner de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op de toekomst van de gemeente waarin je woont. Door actief mee te denken met projecten vanuit de gemeente of door zelf initiatieven op te starten, waarbij je de overheid kunt vragen om te participeren. Een praktisch voorbeeld hiervan is de energiecorporatie binnen een gemeente, die hun steentje willen bijdragen aan de energietransitie.
Participatie is een zeer actueel thema omdat de nieuwe Omgevingswet eraan komt. De Omgevingswet werd in 2014 al aangekondigd als ‘de grootste wetgevingsoperatie sinds de vernieuwing van de Grondwet in 1848’. Deze wet vervangt straks veel wetten en regels over wonen, ruimte, infrastructuur en milieu. Daarbij komt er ook een participatieverordening. Dat is een wetgevende regeling op gemeentelijk niveau en daarin staan voorschriften waaraan participatie wettelijk moet voldoen.
Als we ruimtelijke projecten als voorbeeld nemen bestaan er op dit moment verschillende vormen van participatie. Omwonenden participeren via de ”inspraakprocedure” en de ”zienswijzenprocedure”. Echter leiden deze vormen van participatie in de praktijk helaas nog niet tot het gewenste resultaat.
Het is nog veelal zenden (”wat gaan we als gemeente doen”) en ontvangen (”wat vinden betrokkenen ervan”) maar dit resulteert vaak niet in echte communicatie of participatie. Zelfs niet op de goedbedoelde informatieavonden.
Men blijft namelijk nog steeds denken langs de patronen van de huidige wetgeving of blijft de werkprocessen ‘op de oude manier’ uitvoeren. Daarmee blijft in de kern alles hetzelfde, alleen de verpakking verandert. Om participatie en vertrouwen echt te laten toenemen, is dan ook een andere aanpak nodig.
De bedenkers van de Omgevingswet hadden tien jaar geleden iets anders voor ogen, namelijk echte participatie. Meer eenvoud, overzicht en transparantie in de wet- en regelgeving rondom de fysieke leefomgeving. Maar daarbij ook een flinke systeemwijziging en cultuurverandering voor overheden. Momenteel wijst echter (nog) niets op de cultuurverandering die noodzakelijk is om participatie van droombeeld naar keiharde realiteit te brengen. Naar de dagelijkse gang van zaken.
We blijven namelijk stug hetzelfde gedrag vertonen in een ander jasje en geven daardoor slechts de schijn van participatie.
De Omgevingswet staat daarmee voor een paradigmawisseling, een fundamenteel andere grondhouding. Met actieve (burger)deelname, andere werkprocessen en openheid bij zowel overheden als burgers.
Participatie speelt een belangrijke rol binnen de Omgevingswet en dat vergt directe betrokkenheid en eigen verantwoordelijkheid van burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Hoe je dit precies invult, is geheel aan jou als gemeente. Dat geeft aan de ene kant ruimte, creativiteit en een heleboel mogelijkheden. Tegelijkertijd brengt het veel onzekerheid met zich mee. Het is een nieuwe realiteit waarmee overheden en burgers moeten leren omgaan.
Participatie geeft burgers daarmee een andere positie ten opzichte van overheden. Waarbij burgers met alle (online) toegang tot informatie vaak heel goed weten waar ze het over hebben en wat er speelt. Dit geeft ze meer zeggenschap en invloed over hun buurt, wijk of gemeente en vergroot hun autonomie.
Door als gemeente data, projecten en gegevens open te stellen zijn burgers meer op de hoogte en kunnen ze actief deelnemen aan de grote en complexe vraagstukken die de gemeente probeert in te vullen.
Met deze co-creatie betrek je burgers eerder en meer bij het besluitvormingsproces. Binnen een democratie leidt die aanpak tot een sterker bestuur. Daardoor ontstaat er een win/win situatie en oplossingen die je als overheid zelf niet kan bedenken.
Betrokken inwoners creëer je tenslotte alleen door ze meer te betrekken. En oprecht stil te staan bij het feit dat je gegevens moet delen met burgers (of bedrijven) omdat je daar zelf beter van wordt. Maar vooral omdat je burgers daar beter van worden.
En dat alles leidt tot meer vertrouwen en autonomie. Tot een gemeente die echt van de burgers is.