Buiten participeren is intern organiseren

Facebook
Twitter
LinkedIn

Hoewel de voordelen van participatie vaak worden benadrukt blijft de impact op de interne organisatie vaak onderbelicht. De invoering van de Omgevingswet en de groei van participatieve besluitvorming hebben ingrijpende gevolgen voor de interne werkstructuren van gemeenten en andere overheidsinstanties. Toch krijgt de invloed van Omgevingswet op de ambtelijke organisatie en werkcultuur nog altijd weinig aandacht. Gemeenten en andere overheidsinstanties benaderen de wet vooral instrumenteel en met een ruimtelijk-juridische focus.

De Omgevingswet en de toenemende nadruk op participatieve besluitvormingsprocessen dwingen gemeenten om actief met hun omgeving in gesprek te gaan. Participatie is niet langer een vrijblijvende keuze, maar een verplichting. Maar terwijl de focus vaak ligt op hoe externe belanghebbenden bij besluitvorming worden betrokken blijft een cruciaal aspect onderbelicht: de interne organisatie. Want buiten participeren betekent intern organiseren.

Het succesvol vormgeven van participatieprocessen binnen de Omgevingswet vereist een andere werkwijze dan gemeenten en overheidsinstellingen van oudsher gewend zijn. In de praktijk schakelen daardoor veel publieke organisaties te snel over naar de uitvoering, zonder eerst grondig de impact op hun middelen en medewerkers te overwegen.

De impact op interne organisatie

Veel overheidsinstanties duiken vol enthousiasme in participatietrajecten zonder eerst stil te staan bij wat dit betekent voor hun interne structuur, middelen en werkwijzen. Dit leidt vaak tot:

  • Overbelasting van medewerkers: Participatietrajecten vragen om extra inzet, coördinatie en communicatie. Zonder heldere taakverdeling en prioritering kunnen medewerkers verzanden in extra werkdruk.
  • Gebrek aan interne afstemming: Verschillende afdelingen werken soms langs elkaar heen, waardoor informatie verloren gaat en participatie-inspanningen versnipperd raken.
  • Onvoldoende middelen en capaciteit: Participatie vergt niet alleen menskracht, maar ook budget, training en tools. Veel organisaties onderschatten de benodigde investering en moeten gaandeweg improviseren.

De Omgevingswet heeft als doel de regels voor ruimtelijke ontwikkeling te vereenvoudigen en samen te voegen. Burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties moeten vroegtijdig worden betrokken bij de besluitvorming over hun leefomgeving. Deze verschuiving naar meer participatieve besluitvorming brengt aanzienlijke veranderingen met zich mee. Gemeenten moeten hierdoor hun oude werkprocessen aanpassen, de medewerkers moeten nieuwe vaardigheden ontwikkelen en er moet meer aandacht zijn voor communicatie en samenwerking, zowel intern als extern.

Veel organisaties onderschatten de tijd en middelen die nodig zijn om participatie goed te organiseren. Participatieprocessen kosten tijd en geld. Als deze kosten niet goed worden ingecalculeerd kunnen ze leiden tot budgetoverschrijdingen en vertragingen. Tevens moeten medewerkers extra uren draaien om het participatietraject weer recht te trekken. Uren die vooraf niet ingecalculeerd waren.

Een goede interne organisatie is daarom cruciaal voor het succes van participatieve besluitvorming.

Valkuilen bij participatie zonder interne organisatie

  1. Te snel naar buiten treden
    Overheden willen graag snel resultaat laten zien en stappen daarom direct in de uitvoering van participatietrajecten. Dit kan leiden tot een onduidelijk proces waarin verwachtingen niet goed gemanaged worden en participanten afhaken.
  2. Gebrek aan centrale regie
    Zonder duidelijke regie en structuur wordt participatie een los zand proces. Wie bewaakt de voortgang? Wie zorgt ervoor dat participatie daadwerkelijk leidt tot betere besluitvorming?
  3. Onduidelijke rolverdeling
    Wanneer niet helder is wie welke verantwoordelijkheid draagt binnen de organisatie, ontstaan interne spanningen en vertragingen. De beleidsafdeling, communicatie en projectleiders moeten op één lijn zitten.
  4. Verlies van momentum
    Participatieprocessen vragen vaak om een lange adem. Zonder een doordachte interne strategie en follow-up blijven mooie ideeën op de plank liggen en raakt de organisatie het draagvlak bij burgers kwijt.

Praktijkvoorbeeld

Een middelgrote gemeente startte laatst een participatietraject rondom de herinrichting van een stadsplein. Enthousiast werd een reeks bijeenkomsten georganiseerd waar inwoners hun visie konden geven. Al snel bleek echter dat:

  • De afdeling mobiliteit niet was meegenomen waardoor plannen voor verkeersstromen moesten worden herzien.
  • Er geen capaciteit was om alle opgehaalde ideeën te verwerken, wat leidde tot frustratie bij bewoners.
  • De communicatieafdeling niet tijdig was ingelicht, waardoor er onduidelijkheid ontstond over wie verantwoordelijk was voor de terugkoppeling naar de participanten.

De gemeente werkte nauw samen met bewoners en ondernemers, wat leidde tot innovatieve oplossingen en een sterkere sociale cohesie. Echter, de gemeente onderschatte de benodigde tijd en middelen, wat leidde tot vertragingen, frustraties bij bewoners en additionele kosten.

Participatie goed vormgeven

Door medewerkers goed voor te bereiden en actief te betrekken kunnen zij beter inspelen op de input van burgers en andere stakeholders, wat leidt tot beter onderbouwde en breed gedragen besluiten. Wanneer zulke participatieprocessen soepel verlopen en input serieus wordt genomen, vergroot dit de tevredenheid van zowel medewerkers als burgers.

Daarnaast zorgt een goed georganiseerde interne structuur ervoor dat de oplossingen die worden ontwikkeld, haalbaar en toekomstbestendig zijn. En ook niet geheel onbelangrijk: de kosten beheersbaar blijven.

De Omgevingswet en de toename van participatieve besluitvormingsprocessen vragen om een zorgvuldige interne organisatie. Het is essentieel om de impact op middelen, werkprocessen en medewerkers goed in kaart te brengen en hierop te anticiperen. Alleen dan kunnen de voordelen van participatie volledig worden benut en kunnen valkuilen worden vermeden.

Een goed voorbeeld is de gemeente Zeist. Hier werd een nieuw bestemmingsplan ontwikkeld met intensieve betrokkenheid van burgers. De gemeente moest haar werkprocessen aanpassen en medewerkers trainen in nieuwe vaardigheden zoals faciliteren en communiceren. Dit leidde tot een beter gedragen en kwalitatief hoogstaand bestemmingsplan.

Buiten participeren betekent dan ook intern organiseren. Gemeenten en overheidsinstanties moeten participatie niet zien als een losstaande activiteit, maar als een integraal proces dat vraagt om interne afstemming, heldere rolverdelingen en structurele ondersteuning. Door vooraf goed na te denken over de impact op de organisatie voorkom je valkuilen en zorg je dat participatie écht bijdraagt aan betere besluitvorming.

Facebook
Twitter
LinkedIn
Bericht